Uit de “Mémoires”:
Wat doe je als je ingehuurd bent om “de troepen te vermaken maar met een onderliggende boodschap”, en de spreker voor je blijkt zowat een erkend cabaretier te zijn? Het overkwam mij jaren geleden op een vrijdagavond bij de aanvang van een hei-weekend voor de technische afdelingen van een groot electronica-bedrijf. De ene grap na de andere, een lange reeks uitbundige lachsalvo’s, af en toe spontaan applaus. Aan de ene kant is dat goed nieuws: de stemming zit er in elk geval goed in. Maar aan de andere kant is een ietwat ervaren publiek er al snel aan gewend dat een programma crescendo gaat: je moet dus beter dan de vorige spreker presteren. Of heel anders.
Ik heb maar voor het laatste gekozen: de toehoorders waren zo uitgelaten dat ze een haast onweerstaanbare drang hadden om zelf grappig te zijn. Met enkele geïmproviseerde replieken erbij hebben we het toch nog gezellig gemaakt.
Een programma opbouwen is zoals wijn schenken: de volgorde is van uitermate groot belang.
Kritieke momenten zijn de opening en de afsluiting. De openingstoespraak zet de toon en is vaak een barometer voor de professionele wijze waarop de dag of de sessie georganiseerd is. Een onvoorbereide directeur die even komt hakkelen dat het allemaal erg belangrijk is, doet vaak meer kwaad dan goed. De afsluiter geeft vaak de kleur aan het geheel: zoals de opening de toon van de dag zet, bepalen de laatste woorden de filter waarmee achteraf een en ander geïnterpreteerd, verwerkt en onthouden wordt.
Speciale aandacht vraagt ook de eerste lezing na de lunch (zie hierover ook de vorige tip). En tenslotte is het van het allergrootste belang om de kracht van elke spreker én van zijn verhaal vooraf goed in te schatten. Na een krachtige introductie de zwakste sprekers eerst, om vervolgens in crescendo op te bouwen naar een spetterende finale: het is de ideale volgorde. En na een humoristische afsluiter niet nog eens proberen om het ernstige deel van de dag samen te vatten: dat doet u best daarvóór.
Geschreven door: Guido Thys